Ingang tot de grafkelder van Jan Aertsen Wonder
De eerste predikanten was geen lange ambtsperiode beschoren. Simon de Langhe begon in 1615. Op de vergadering van de classis in september 1515 en april 1616 is hij wegens ziekte afwezig. Op 30 mei 1616 is Heerewaarden vakant 'wegens afsterven van Simon die Langhe".
Van 1616 tot 1618 heeft Heerewaarden geen predikant gehad (dit in tegenstelling tot wat onderstaande lijst vermeldt). Bontebal werd pas in juni 1618 aangesteld maar vertrok al in oktober van hetzelfde jaar. Joannes Haldermont, de vierde predikant, aangesteld op 15 juli 1619, klaagde over een steekpartij, een dreiging met een mes, mishandeling van zijn zwangere vrouw en beschieting. Geen wonder dat hij zijn beklag maakte en snel daarna vertrok naar Geldermalsen. Weer bleef het dorp zonder predikant. Remigius, vanaf 1622 aanwezig, kon het beter vinden met zijn kudde en bleef tot zijn dood in 1639 in Heerewaarden. Petrus Liesselius was predikant van 1640- 1652, Nicolaus Backerus Junior van 1653- 1662 en Henricus à Galen
Kaart van H. Tas, april 1697 (Gelders Archief, 0124, 5954) Kerk
Van 1702-1721 diende de kerk ook als vergaderplaats voor de dorpsvergadering van schout en schepenen. In de 17e en 18e eeuw was er een constante bezetting van fort Sint Andries. De kosten kwamen deels voor rekening van het dorp. Als de troepenmacht te groot werd, moesten de soldaten soms in de kerk overnachten. Onderstaande lijst met predikanten is te zien achter in de kerk.
Hieronder de predikanten van 1948-2002. De laatste predikant was ds. Gepke Kerssen, die in 2015 vertrok. In 2018 vond een fusie plaats met Rossum-Hurwenen.
In Tussen de Voorn en Loevestein van 1967 bl. 142-144 geeft de scriba van de classis Bommel, G.Hamoen, het volgende rijtje: Simon de Langhe - 1616 (overleden); Jacobus Bontebal - 1618; Joannes Haldermontius 1619 - 1620 (naar Geldermalsen) ; Johannes Remigius 1622 - 1639 (overleden); Petrus Liesselius 1640-1652; Nicolaus Backerus Junior 1653-1662; Henricus à. Galen 1663 - 1689 (van Varik).
Tekening van het perceel 'de Klok Kuijl' uit 1837: links is een gedeelte van de kerk te zien.
Tussen 1821 en 1848 raakten kerk en toren in verval door nalatigheid van het kerkbestuur. Omdat , minstens nog tot 1827, in de kerk werd begraven, klaagde men over 'nadelige uitwasemingen des zomers in de kerk'. Vanaf 1848 werden plannen gemaakt voor nieuwbouw. Hiervoor moest het raadhuisje op kosten van de kerk worden verplaatst. In 1849 begon men met de bouw van de nieuwe kerk (zie eerste steenlegging). De stenen ervoor werden gekocht bij W. Ambrosius, de toenmalige eigenaar van de steenfabriek De Nek.
Lees verder over de huidige kerk.